billen of testes (= militair) en vaandel of ronddraaien 

HEXAGRAM 7

De meester zegt: Het is een hand. Niet ontvankelijk zoals bij hexagram 14, Het Bezit van het Grote, maar naar

beneden gericht, naar de aarde. Dan  krijg je het tegenovergestelde van de mens die het spirituele ontvangt en daardoor individu wordt. Hier wordt de aarde het belangrijkst, en zo kan men de mensen vereningen tot een leger en tot strijd. Hexagram 14 en 7 zijn tegengesteld: vuur hoog aan de hemel, en water diep in de aarde.

24-2-99

De meester zegt: Het omhoog gaande gaat eindeloos door tot aan Wu-Ji toe. In dit karakter zijn maar een paar fasen aangegeven omdat in het spirituele opstijgen een blokkade (de dwarse streep) optreedt en dat is de bevruchting, het kan ook zijn de overtuiging maar in plastische vorm is het de bevruchting waardoor het leven zich naar de aarde richt om de wortels te maken zoals ook de overtuiging zich naar de aarde richt om zichzelf te bevestigen. De overtuiging kan ook in zich naar de aarde richten om ook daar te wortelen en als geestelijk idee zijn waarheid te zoeken zoals in de bevruchting van zelfsprekend alles zich naar de aarde richt om te wortelen en demogelijkheid tot groei te maken. Omdat het omhoog gaan doorgaat en op een ander niveau eenzelfde proces van overtuiging kan plaats vinden krijg je twee overtuigingen die wel uit dezelfde weg naar het Tai-Ji stammen kunnen ze zich toch tegen elkaar richten omdat van twee altijd de een dommer is dan de ander. Vandaar dat men het karakter als leger kan benoemen maar in de bevruchting houdt het intensieve naar boven gaan ook op omdat ede geest in hoofdzaak gaat naar het aarden van de bevruchting en zo een nieuw leven ter wereld brengen. Het is een taak waarin de ontwikkeling van het individu jaren afleidend in beslag genomen wordt en doordat men toch het Wu-Ji en het Goddelijke daarna (-van?) vast wil houden maakt men van wat eerst een ontwikkeling was van weten en begrijpen maakt men een geloven in het Tai-Ji en dit geloven komt voort omdat niet het gehele wezen betrokken kan zijn in het leven en mediteren tot verhoging van de geest maar het scheppen van het nieuwe wezen neemt veel kracht van de geest af omdat deze kracht de wortelen moet vormen waaruit het nieuwe wezen zijn voedsel moet betrekken.

          De afsluiting van het nieuwe wezen tot ook het opgaan heet “jeugd” en nu is het de begenadiging dat dit wezen uit zichzelf kan stappen en in de baan van de regels van het universum kan treden en het treedt daarmee ook in de vrede en verlaat de krachten van de eigen erfelijke kracht van groei ook genoemd kunnen worden “het leger” en komt in de baan van groei van de egels van het universum in woorden gebreacht door de I Ching en het gaat de weg van de Tao-Te-Ching en goeft alleen zijn geest open te stellen in meditatie om verdere en nog begrijpendere bewustzijnsvormen te ontvangen.

          In de Tao-Te-Ching staat ook letterlijk “Wees nooit jezelf, wees de ander”.

25-2-99

          Dat eerste stuk leven benoemd als de jeugd, dat móet zich wel naar beneden richten want er is met een duidelijke dwarsbalk in het karakter is de weg naar boven afgesloten.

          Er zijn ook mensen zonder jeugd geboren die dus direct al in conflict kwamen met de druk op hen om te gaan aarden en die een aangeboren gevoel voor de regels van het universum hebben en de overstap gelijk maken. Hun wortels liggen gewoon in de universele regels.

          Aards zijn ze dus niet geworteld, waardoor ook niets aards vat op hen heeft. Zoals geen eten, geen genot, geen bindingen, geen liefde. De liefde in dit universeel opgroeiend wezen daarvoor is in de plaats gekomen het zichzelf herkennen in de ogen van een ander universeel wezen . Of van de andere sekse of van het dier. Omdat dat alleen hun ziel raakt. In crisissen voortkomend uit erfelijkheid schudden zij hun eigen schuld van zich af en stellen zich open voor het dragen van de wereldschuld en de ziel vindt zijn tot leven nodige gevoelsvibratie in de Maria en in het bewuste besef uit de onbevlekte ontvangenis te zijn voortgekomen kunnen de wachtende I Ching karakters opgelost worden doordat het onmogelijke eigen is geworden en zo gaat de weg naar boven naar het Tai-Ji vrij snel en wordt het Wu-Ji een open liggende wereld waar dagelijks in verkeerd wordt en waar alle binnendringende ideeën zichzelf weer oplossen omdat er niets is waaraan ze zich hechten kunnen.

          Dit zijn de totaal begenadigden waar veelal een cultuur aan ten grondslag ligt. Een Oosterse cultuur. Het Westen kan het Oosten alleen bereiken als er een kort stuk jeugd geweest is waarin het individu zich niet stelde onder de programmatie van de Westerse cultuur.

          Omdat het jong was werd daardoor het gezag beginnende bij de ouders hevig op ingeslagen en de oorlog ontstaan uit het domme Westerse denken is het moment om het Westen te verlaten en te vergeten. In de weg van universaliteit naar Wu-Ji toe komt men zichzelf vele malen tegen en bemerkt dat men in wezen nooit in het Westen geleefd heeft. Er alleen onder dwang moest zijn en het keren van de opgelopen trauma’s gaat met de kracht van Wu-Ji  zeer snel en vormt een vreugdevolle basis omdat men niet alleen gaat begrijpen maar ook het waaruit men begrijpt, bezit. Dit kan gezien worden als meester omdat men moedwillig de paradox van  het onbegrijpelijke dus tevens van de vrijheid, uit kan schakelen. In de vertalingen van de I-Ching die mij bekend zijn is steeds getracht het ongrijpbare in het Westerse oorzaak en gevolg patroon te plaatsen. Daardoor hebben deze vertalingen voor de werkelijk naar het Wu-Ji gaande mens geen enkele zin. Zij maken het rijke arm.

          Het meer is boven de berg is voor het Westen met zijn zwaartekracht ideeën een onbevattelijke waarheid. Het meer is boven de berg is de waarheid van de I-Ching en men moet dit als bestaande werkelijkheid in zich hebben en zelf zo zijn om Oosters te kunnen denken en Oosters te kunnen zijn.

          Bij: vertalingen geen waarde.......

          dat komt, de I-Ching die denkt met yin en yang en die dus in een evenwicht moeten zijn en dat evenwicht dat komen uit Tai-Ji, dus in het Oosten komt het evenwicht uit een eenheid, hele graankorrel. In het Westen moet je het meel eten, de koolhydraten. Het Oosten denkt met yin en yang, het Westen met oorzaak en gevolg. En die worden niet  verenigd zoals in Tai-Ji maar in de zwaartekracht dus meer boven berg kan niet moet omgevormd worden tot het evenwicht dat zijn basis vindt in het spirituele.

8-5-99

          De meester zegt: God maakte scheiding tussen wateren en wateren. Hij scheidde de wateren die onder het uitspansel waren van de wateren die boven het uitspansel waren; en het was alzo.

          Alles vindt zijn oorsprong in het zout en zoet water. God is begonnen als natuurproduct.

          Uit de zeeën verdampt door klimaatwisselingen het water en stijgt op in de kosmos, maar het karakter geeft aan dat het tot een beperkte hoogte kan gaan. Door de verdamping heeft dit water zijn zout achtergelaten in de zeeën en hangt als neutraal water boven de aarde. Ook weer door de wisselingen van de temperaturen der aarde valt het weer terug, maar in dit geval op de aarde.

De aarde kan het zout niet gebruiken voor zijn groei en daardoor heeft de wereld dit systeem van de verandering van het water als hoofdbestanddeel van zijn bestaan. Het valt niet rechtstreeks op de aarde maar moet de kennis der aarde, het leiderschap van het voortbestaan, eerst passeren.

          Omdat het zout onmisbaar is voor het levend organisme, alleen in mate die bij ieder organisme anders ligt, kan men zeggen dat de rondgang van het zoute water tot aan regen tot aan aarde en weer tot in de aarde een leider passeert. De universele kennis van het voortbestaan van het leven op aarde.

In het karakter heeft ook deze leider van boven een afsluiting ten opzichte van de kosmos. Want de kennis gaat alleen de aarde aan. In de kosmos bestaan deze regels niet en is daardoor ook geen leven mogelijk. Deze meester is dus de meester van het leven. Alles wat leeft is geschaard rond deze kennis.

          Het zout der aarde zelf wordt in kleine hoeveelheden toegediend waar nodig. Daardoor is er een wet in de natuur. De aarde bepaalt zelf zijn instandhouding en wordt niet door de kosmos bepaald.

          In de droge woestijn ademt men uit de overvloedig vochtige regenwouden. Want er is ook nog een samenspel door het aardmagnetisme en de kosmische ionisatie van de zuurstof (het omgeven van de zuursof met een negatieve lading).

          Dat de kiem van een levend wezen uitgroeit tot plant, dier of mens of kristal of rots, dat is de kennis van de leider die ook de regen laat passeren.    

Anton Heyboer, 1998-99

© LiSe Heyboer 1999-2008        HOME